Kooikooimotoren (ook bekend als kooimotoren) zijn een van de meest gebruikte motortypen in de industrie. Bij het opstarten worden de kenmerken van de kooimotor voornamelijk bepaald door de startstroom en het startkoppel.
Startstroom
Startstroom verwijst naar de stroom die door de motor loopt wanneer deze net is ingeschakeld en begint te draaien. Aangezien de snelheid van de motor op dat moment nul is, wordt er geen tegen-EMK opgewekt, waardoor de startstroom vaak veel groter is dan de stroom onder nominale werkomstandigheden. Voor een typische kooimotor kan de startstroom 5 tot 7 keer de nominale stroom bedragen.
Startkoppel
Startkoppel is het koppel dat de motor op het moment van starten kan produceren. Dit koppel moet groot genoeg zijn om statische wrijvingskrachten en andere initiële belastingen te overwinnen, zodat de motor kan beginnen met draaien. Startkoppel wordt doorgaans verdeeld in "volbelast startkoppel" en "niet-belast startkoppel". Het eerste verwijst naar het koppel van de motor bij het starten met een bepaalde belasting, en het laatste naar het startkoppel zonder belasting.
Relatie
Er is een relatie tussen startstroom en startkoppel, maar ze staan niet direct evenredig. In theorie betekent een hogere startstroom meestal een groter startkoppel, omdat een toename van de stroom de kracht van het magnetisch veld in de winding verhoogt, wat het koppel vergroot. Echter, in praktische toepassingen kan een te hoge startstroom schadelijk zijn voor het elektriciteitsnet en ook slecht zijn voor de motor zelf, omdat dit een temperatuurstijging veroorzaakt en de levensduur van de motor kan verminderen.
Om de startstroom te controleren en voldoende startkoppel te verkrijgen, worden soms dempingssystemen gebruikt, zoals ster-driehoek starten of soft starters. Deze technologieën beperken de impact op het netwerk door de startstroom te beperken, terwijl er nog steeds genoeg koppel is om de belasting te starten.
Samenvattend zijn hoewel startstroom en startkoppel in zekere mate met elkaar verbonden, maatregelen vaak nodig om de relatie tussen de twee in balans te brengen om apparatuur en het netwerk te beschermen.