Karakteristieke tests van hoogspanningsklemmen: methoden en voorzorgsmaatregelen
Karakteristieke tests van hoogspanningsklemmen omvatten voornamelijk mechanische prestatietests, lusweerstandsmeting, anti-pompenfunctiecontrole en niet-geïntegreerde fasebeveiligingstests. Hieronder staan de gedetailleerde testprocedures en belangrijke voorzorgsmaatregelen.
1.1 Controle van technische documentatie
Controleer de handleiding van het bedieningsmechanisme om de structuur, werking en technische parameters (bijvoorbeeld opening/sluitingstijd, synchronisatievereisten, contactafstand) te begrijpen. Verzamel installatiegegevens, onderhoudslogboeken en eerdere testrapporten om historische afwijkingen te analyseren.
1.2 Uitrusting voorbereiden
Bereid een mechanische karakteristieken-tester voor klemmen, een lusweerstandsmeter, een relaisbeveiligingstester, enz. voor. Zorg ervoor dat alle instrumenten gekalibreerd zijn en voldoen aan de vereiste nauwkeurigheidsnormen.
1.3 Veiligheidsmaatregelen
Verbinding met de controle- en energieopslagvoeding verbreken voordat de test wordt uitgevoerd; vrijgeven van opgeslagen energie in het bedieningsmechanisme.
Personeel moet geïsoleerde handschoenen, veiligheidsbrillen en andere beschermende uitrusting dragen. Waarschuwingsborden plaatsen in het testgebied.
Zorg voor een goede aarding van de testapparatuur om risico's door geïnduceerde spanning of lekstroom te voorkomen.
2.1 Meting van opening/sluitingstijd
Plaats verplaatsingssensoren op de bewegende contacten of gebruik hulpcontacten om bewegingssignalen vast te leggen. Bedien de klem op de genoemde controlespanning en de genoemde bedringsdruk. De tester registreert automatisch de opening en sluitingstijden. Voer meerdere metingen uit (minimaal 3), neem het gemiddelde en vergelijk dit met de fabrikantsspecificaties.
2.2 Synchronisatiecontrole
Meet het tijdsverschil tussen de snelste en langzaamste fase tijdens opening/sluiting. De fase-synchroneerfout mag in het algemeen niet meer dan 3–5 ms bedragen; interpoolsynchroneering binnen dezelfde fase moet nog kleiner zijn. Indien buiten de toelaatbare limieten, controleer consistentie in overbrengingslengtes, positie of hydraulische systeemparameters.
2.3 Contactafstand en overtravel meting
Gebruik de stokmetingfunctie van de tester of bereken indirect de afstand en overtravel van de overbrengingsverplaatsing. Waarden moeten voldoen aan productnormen. Pas de overbrengingscomponenten aan indien er afwijkingen bestaan.
2.4 Opening/sluitingssnelheid meting
Meet de snelheid over een gedefinieerd segment nabij het moment van contactafscheiding (juist open) en contactaanraking (juist gesloten). Bereken de juist open snelheid, de juist gesloten snelheid en de maximale snelheid. Resultaten moeten binnen de gespecificeerde grenzen vallen. Abnormale waarden kunnen wijzen op problemen met hydraulische druk, veervertoestand of aandrijfcomponenten.
2.5 Sluitingstuimelingsduurtijd meting (van toepassing op vacuüm klemmen)
Meet de tijdsduur tussen de initiële en finale contactverbinding tijdens sluiting. Meestal vereist om ≤2ms te zijn. Excessieve tuimeling kan de boogonderbreking beïnvloeden; inspecteer de contactdruk en veervertoestand.

3.1 Leidingsweg definiëren
Identificeer de belangrijkste componenten van de leidingsweg: lijnuitgangen, belastinguitgangen en contactsysteem.
3.2 Testpunten reinigen
Verwijder oxidatie en vuil van de contactoppervlakken met schuurpapier of reinigingsgereedschap om goede elektrische contacten te garanderen.
3.3 Lusweerstand meten
Gebruik een micro-ohmmeter om een constante gelijkstroom (bijvoorbeeld 100A of 200A) door de hoofdcircuit te laten gaan en de spanningsval te meten. Bereken de weerstand dienovereenkomstig. Typische waarden variëren van tientallen tot honderden micro-ohms. Overschrijding van de limieten duidt op slechte contacten, losse bouten of versleten contacten die inspectie vereisen.
4.1 Testmethode
Met de klem gesloten, simultaan sluiten en tripcommando's toepassen. De klem zou één keer moeten trippen en vervolgens geblokkeerd blijven—geen heropening.
Met de klem open, sluiten en tripcommando's samen toepassen. Het zou moeten sluiten en onmiddellijk trippen, eindigend in de open stand.
4.2 Functieverificatie
Indien slechts één trip optreedt en de anti-pomp-relais betrouwbaar de sluitcircuit blokkeert, is de functie normaal. Als herhaalde bewerking ("pompen") optreedt of de relais niet actueert, controleer dan de anti-pomp circuit, inclusief relais, contacten en draadintegriteit.
5.1 Gegevensregistratie en -analyse
Vergelijk de testresultaten met de technische specificaties. Onderzoek de oorzaken van eventuele afwijkingen en voer indien nodig aanpassingen of reparaties uit.
5.2 Uitrusting herstellen
Na de test, breng de klem terug naar de oorspronkelijke staat. Verwijder testleidingen en sensoren. Bevestig dat er geen afwijkingen zijn voordat het apparaat weer in gebruik wordt genomen.
Verbied ongeautoriseerde bediening van de klem of testapparatuur tijdens de test om misbediening of mechanische verwondingen te voorkomen.
Bevestig sensoren stevig om de meetnauwkeurigheid niet te beïnvloeden.
Voor klemmen met dubbele trippingspoelen, test apart de laagspannings trippingskenmerken, triptijd en snelheid voor elke spoel.
Voer isolatiebelastbaarheidstests (hi-pot) uit voordat en na karakteristieke tests om de dielectrische integriteit te verifiëren.