Observeer het piek van de tegenspanning: Door de volgorde van de tegenspanningspieken op de tanden van de motor te observeren, kunt u de draairichting van de motor bepalen. Als tand 1 als eerste het piek bereikt, gevolgd door tand 2 en vervolgens tand 3, draait de motor met de klok mee; als tand 3 als eerste het piek bereikt, gevolgd door tand 2 en vervolgens tand 1, draait de motor tegen de klok in.
Analyse van de magnetische impuls van de wikkeling: Op basis van de fysieke positie van de spoel (met de klok mee of tegen de klok in) en de elektrische hoek, teken dan de elektrische relatie van de driedefase wikkeling, en analyseer vervolgens de draairichting van de magnetische impuls van de wikkeling om de draairichting van de motor te bepalen.
Gebruik detectie-instrumenten: Door gebruik te maken van detectie-instrumenten zoals Hall-effect snelheidsensoren, kunt u de draairichting en snelheid van de motor bepalen door de pulssignalen die gerelateerd zijn aan de rotatiefrequentie te detecteren.
Vergelijking van de fasevolgorde van de voeding en de ingangsphasevolgorde van de motor: Door de fasevolgorde van de voeding te vergelijken met die van de motoringang, draait de motor in de voorwaartse richting wanneer ze overeenkomen.
Fasevolgorde bepaalt draairichting: De draairichting van de motor wordt bepaald door de fasevolgorde, dat wil zeggen, de volgorde van de fasen. Voor specifieke tandvolgordes zoals ABC, CAB, BCA, draait de motor met de klok mee; voor CBA, ACB, BAC, draait de motor tegen de klok in.
Verschil tussen elektrische hoek en fysieke opstelling: In het motordesign kan er een verschil bestaan tussen de elektrische hoek en de fysieke opstelling, bijvoorbeeld een verschil van 240° waarbij de draairichting tegenovergesteld is aan de ruimtelijke opstelling van de wikkeling. Dit vereist dat rekening wordt gehouden met de relatie tussen de elektrische hoek en de fysieke positie om de draairichting te bepalen.