Dit artikel verdeelt storingen in twee hoofdcategorieën: SF₆ gas circuit storingen en schakelaar storingen die niet kunnen worden geopend of gesloten. Elke categorie wordt hieronder beschreven:
1.SF₆ Gas Circuit Storingen
1.1 Storingssoort: Lage gasspanning, maar dichtheidsrelais activeert geen alarm of vergrendelingssegnal
Oorzaak: Defecte dichtheidsmeter (d.w.z., contact sluit niet)
Inspectie & Behandeling: Kalibreer de werkelijke druk met behulp van een standaard meetinstrument. Als dit bevestigd is, vervang dan de dichtheidsmeter.
1.2 Dichtheidsrelais Activeert Alarm of Vergrendelingssegnal (maar de druk is normaal)
Oorzaak 1: Signaaloverlast
Inspectie & Behandeling 1: Verbinding van het alarmkabelwerk verbreken en de contacten op de dichtheidsmeter zelf meten. Als de contacten normaal zijn, los dan het signaaloverlastprobleem op.
Oorzaak 2: Spanningsoverlast
Inspectie & Behandeling 2: Verbinding van het alarmkabelwerk verbreken en de contacten op de dichtheidsmeter meten. Als de contacten normaal zijn, onderzoek dan en herstel de spanningsoverlast.
Oorzaak 3: Defecte dichtheidsmeter
Inspectie & Behandeling 3: Verbinding van het alarmkabelwerk verbreken en de contacten meten. Als bevestigd wordt dat het gesloten is terwijl dat niet zou moeten, vervang dan de dichtheidsmeter.
1.3 Dichtheidsrelais Activeert Alarm of Vergrendelingssegnal (druk is laag)
Oorzaak: Leek in het schakelaarcircuit — zoals bij de ladingklep, zuilflensoppervlak of zandgat in de draaiende behuizing
Inspectie & Behandeling: Voer een laterale drukvergelijking uit; als slechts één fase een lage druk toont en instrumentafwijkingen zijn uitgesloten, voer dan lekdetectie en -herstel uit.
1.4 Druk Te Hoog
Oorzaak 1: Overvulling tijdens gasinvoer
Inspectie & Behandeling 1: Controleer de gasaanvullingsgegevens en kalibreer de drukmeter. Als bevestigd, ontlucht het gas (de druk mag niet meer dan 0,3 atm boven de nominale waarde bedragen, ongeacht de temperatuur).
Oorzaak 2: Defecte dichtheidsmeter
Inspectie & Behandeling 2: Kalibreer de werkelijke druk met een standaard meetinstrument. Als onnauwkeurig, vervang dan de dichtheidsmeter.
Oorzaak 3: Spanningsoverlast
Inspectie & Behandeling 3: Als de druk normaal is en er geen motoraanvuuringsignaal voorafgaat aan de vergrendeling, inspecteer dan het secundaire circuit en corrigeer eventuele problemen.
2.Schakelaar Storingen Die Niet Kunnen Worden Geopend of Gesloten
2.1 Schakelaar Kan Niet Geopend of Gesloten Worden
Oorzaak 1: Controlespanning niet ingeschakeld
Inspectie & Behandeling 1: Visueel inspecteren van relais — als alle niet ingeschakeld zijn, herstel dan de controlespanning.
Oorzaak 2: Afstandsbediening/lokaal schakelaar staat op "Lokaal" positie
Inspectie & Behandeling 2: Controleer op signaal van controlecircuitverbinding. Zet de selecteur op "Afstandsbediening" modus.
Oorzaak 3: Hoge weerstand in openen/sluiten circuitcontacten
Inspectie & Behandeling 3: Meet de totale weerstand van het uitschakel-/inschakelcircuit. Identificeer defect component en herstel of vervang.
Oorzaak 4: Beschadigd component in uitschakel-/inschakelcircuit
Inspectie & Behandeling 4: Meet de weerstand van het uitschakel-/inschakelcircuit. Vind en vervang het defecte component.
Oorzaak 5: Los kabelwerk van hulpcontacten
Inspectie & Behandeling 5: Meet de circuitweerstand, identificeer losse verbindingen en hertermeer stevig.
Oorzaak 6: Defect mechanisme of hulpcontact
Inspectie & Behandeling 6: Visueel inspecteren van mechanisme en hulpcontact. Ontwikkel reparatieplan op basis van bevindingen.
2.2 Minimum Bedrijfsspanning Voldoet Niet Aan Normen
Oorzaak 1: Onderdoorlaten van vergrendelingsrelais en hulpcontacten voor gemak
Inspectie & Behandeling 1: Bij testen van de minimale werkspanning van de spoel moet de test door de hulpcontact S1 en vergrendelingscontact gaan, met tijdelijke bediening. Voer de test uit op de terminalblok in de schakelaarcontrolekast.
Oorzaak 2: Onvoldoende vermogen van het testapparaat
Inspectie & Behandeling 2: Voordat u gaat testen, verifieer de betrouwbaarheid van het apparaat (bijv. controleer op AC- of DC-verplaatsing). Vervang het apparaat en herhaal de test.
Oorzaak 3: Verschil tussen uitgangsspanning van het apparaat en weergave
Inspectie & Behandeling 3: Vervang of kalibreer het testapparaat.
Oorzaak 4: Testapparaat geeft AC-component (golfvormsuperpositie beïnvloedt nauwkeurigheid van lage spanning en kan spoel of weerstand verbranden; moet <10V zijn)
Inspectie & Behandeling 4: Voordat u gaat testen, gebruik een multimeter in AC-spanningsbereik om de AC-component uitgang te meten. Vervang het apparaat indien aanwezig.
Oorzaak 5: Testapparaat geeft DC-component
Inspectie & Behandeling 5: Voordat u gaat testen, gebruik een multimeter in DC-spanningsbereik om de DC-component uitgang te meten. Vervang het apparaat indien aanwezig.
Oorzaak 6: Tijdelijke storingsspike supergeposeerd op uitgangspuls, wat resulteert in abnormaal lage minimale bedrijfsspanning
Inspectie & Behandeling 6: Monitor de uitgangspuls met een oscilloscoop. Bevestig het probleem en vervang het apparaat; vergelijk de resultaten met verschillende testers.