Storingnissen in stroomtransformators worden vaak veroorzaakt door zware overbelasting, kortsluitingen als gevolg van degradatie van de wikkelisolatie, veroudering van transformatorolie, te hoge contactweerstand op aansluitingen of tappunten, het niet functioneren van hoog- of laagspanningsveiligheidsschakelaars tijdens externe kortsluitingen, kernschade, interne boogontladingen in olie en blikseminslagen.
Aangezien transformators gevuld zijn met isolatieolie, kunnen branden ernstige gevolgen hebben, variërend van oliesproeien en ontbranding tot, in extreme gevallen, snelle gasvorming door olieverdeling, wat leidt tot een scherpe drukstijging in de tank, tankruptuur, grote olielekkage en hevige verbranding.
Preventieve maatregelen omvatten:
(1) Transformators uitrusten met veiligheidsschakelaars of relaisbeschermingsapparatuur. Voor grotere capaciteiten moeten ook gas (Buchholz) relais worden geïnstalleerd om defecte transformators onmiddellijk van het netwerk te isoleren.
(2) Versterking van de isolatiemonitoring door regelmatige preventieve isolatietests en geplande onderhouds- of revisierotaties.
(3) Goed beheer van isolatieolie: indien ouderdom, vochtinbreng of verminderde diëlektrische sterkte wordt gedetecteerd, filter dan of vervang deze met gekwalificeerde nieuwe olie.
(4) Installatie van transformators buiten of binnen gebouwen met brandweerklasse I of II, met voldoende ventilatie.
(5) Verbetering van operationeel beheer door het monitoren van de belasting van transformators tijdens piekperioden. Indien overbelasting wordt gedetecteerd, herverdeel dan de belasting of vervang de eenheid door een transformator met een hogere capaciteit.
(6) Regelmatig inspecteren van bliksembeveiligingen voor correct functioneren en onmiddellijk vervangen van defecte eenheden.
(7) Stimuleren van het gebruik van volledig gesloten stroomtransformators. Voor hoge gebouwen en andere kritiek belangrijke locaties, kies dan brandwerende of zelfblusbare droogtransformatoren of prefabricate (pad-mounted) eenheden.