Bij het installeren van een boogonderdrukkingsspoel is het belangrijk om de omstandigheden te identificeren waarbij de spoel uit dienst moet worden genomen. De boogonderdrukkingsspoel dient te worden afgekoppeld in de volgende omstandigheden:
Wanneer een transformator wordt gedempt, moet eerst de neutraalpunt-schakelaar worden geopend voordat er enige schakeloperaties op de transformator worden uitgevoerd. De energietoevoerprocedure is het omgekeerde: de neutraalpunt-schakelaar mag pas worden gesloten nadat de transformator is geënergiseerd. Het is verboden om de transformator te energiseren met de neutraalpunt-schakelaar gesloten, of om de neutraalpunt-schakelaar te openen nadat de transformator al is gedempt.
De boogonderdrukkingsspoel moet uit dienst worden genomen wanneer een onderstation wordt gesynchroniseerd (parallelgeschakeld) met het netwerk.
De boogonderdrukkingsspoel moet uit dienst worden genomen tijdens een enkel-bron (enkele-toevoer) operatie.
Wanneer de systeembedrijfsmodus verandert zodanig dat het netwerk wordt gesplitst in twee aparte secties, moet de boogonderdrukkingsspoel worden afgekoppeld.
De boogonderdrukkingsspoel moet ook uit dienst worden genomen wanneer andere significante veranderingen optreden in de grid-operatieconfiguratie.
