
Bij het starten van een gas-turbinemotor moet de rotor eerst door externe middelen worden opgevoerd tot ongeveer 60% van de nominale snelheid. Pas dan wordt het startproces zelfstandig, wat betekent dat de turbine voldoende energie kan genereren om het proces onafhankelijk voort te zetten. Om deze initiële opvoering te bereiken, kan energie op verschillende manieren worden toegevoerd, waarbij een statische frequentieconverter (SFC) een veelgebruikte keuze is.
Generator circuit breakers (GCBs) spelen een cruciale rol in dit proces. Ze zijn ontworpen om de schakelfuncties die nodig zijn voor SFC-gebaseerde starts binnen hun behuizingen te integreren. De uitvoer van de SFC, die een spanning met variabele amplitude en frequentie heeft, wordt via een speciale startschakelaar naar de generatoraansluitingen geleid. Deze startschakelaar is ontworpen om de specifieke spannings-, stroom- en stroomduurkenmerken te verwerken die optreden tijdens de SFC-startfase van de gasturbine. Het nominale voltage ervan wordt meestal gekozen op basis van het nominale voltage van de SFC, wat over het algemeen veel lager is dan het nominale voltage van de generator.
De typische indeling van een gas-turbinekrachtcentrale is weergegeven in de onderstaande afbeelding.